Hoe kan de kwaliteit van plantmateriaal objectief gekeurd worden?
Hoe omschrijf je de kwaliteit van plantmateriaal en hoe beoordeel je die? Dat blijkt in de praktijk erg lastig. Vooral het volledig objectief omschrijven en meten, waardoor de eeuwige discussies blijven bestaan. Het vakblad Boomzorg vraagt enkele experts of er een oplossing voorhanden is, waaronder Herman Wevers.
Dit artikel werd op 8 augustus 2019 gepubliceerd op de website van Boomzorg. Het volledige artikel vindt u hier.
Voor het omschrijven van de kwaliteit van plantmateriaal verwijst het CROW naar de uitgave van de Raad van Boomkwekers uit januari 2007: Kwaliteitsnormen en omschrijvingen van Boomkwekerijproducten. De redacteur van dit vakblad slaat een van de eerste bladzijden open. Over de vereiste kwaliteit van bos- en haagplantsoen meldt het normenboekje: ‘Het opgekweekte bos- en haagplantsoen moet van een goede kwaliteit zijn en voldoen aan EG-normen. De planten moeten een goed wortelgestel hebben en voorzien zijn van voldoende fijne beworteling, wat gestimuleerd kan worden door ondersnijden en het beroeren van planten.
Meerjarige planten moeten tijdig verplant zijn en ter bevordering van fijne beworteling kan eveneens ondersnijding en beroering worden toegepast. Lengte, dikte en beworteling van goed bos- en haagplantsoen moeten in de goede verhouding op elkaar afgestemd zijn. (….) Het oprooien van bos- en haagplantsoen, het opkuilen, opslaan en het verladen moeten vakkundig en met de meeste zorg worden uitgevoerd, met het oog op kwaliteitsbehoud. Een goed gedoseerde bemesting kan bijdragen tot het verkrijgen van de gewenste kwaliteit.’
Richtlijnen te subjectief
Herman Wevers van Alles over Groenbeheer en zijn team van groenspecialisten, waaronder bestekschrijvers en directievoerders, ondervinden hinder van deze beschrijvingen. Wevers legt uit: ‘Termen als “goed” en “tijdig” zijn subjectief. Ze zijn niet meetbaar. En “volgens de EG-normen” … over welke EG-normen hebben we het dan? Het kunnen net zo goed financieel-economische normen zijn. En je kunt wel zeggen dat de beworteling van laanbomen fijn moet zijn, maar bij een boom uit Opheusden is de beworteling altijd grover dan bij een boom van de zandgrond. Dat zou betekenen dat er geen enkele Opheusdense boom meer verkocht zou kunnen worden!’
Voor Lammert Kragt van de afdeling Zaad en Plantsoen van Staatsbosbeheer bieden de normen en richtlijnen wel houvast. Hij reageert: ‘Die opmerking klopt, maar een goede boomkweker op kleigrond zal ervoor zorgen dat hij bomen met een goed wortelgestel aflevert. Daar zal hij meer inspanningen voor moeten leveren. Wat betreft de EG-richtlijn: in de bosbouwkunde gaat het om EG-richtlijn 1999/105/EG.’
Veel boekjes met richtlijnen
Wevers heeft al flink zitten broeden op de vraag hoe er beter kan worden omschreven. Ook met de CROW-gebruikerswerkgroep voor hoofdstuk 51.1, ‘Bomen’, heeft hij dit probleem al meermaals besproken. Toch blijkt er niet een-twee-drie een oplossing voorhanden om groenkwaliteit objectief te kunnen omschrijven en keuren. ‘Meerdere partijen hebben pogingen gedaan om de kwaliteit van plantmateriaal beter te omschrijven, zoals IPC Groene Ruimte met zijn uitgave Kwaliteit en keuring van plantmateriaal uit 2005. Ook staat er vast het een en ander in het Stadsbomen Vademecum en in het Handboek Bomen.’
(…)
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!